top of page

©  2020 Koen Baelus

Fragmenten uit de toespraak door Filip Van Kerckhoven
ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling ‘abstract’ in Galerij SASK Turnhout

van 3 februari tot 25 maart 2017.

 

‘Abstract’... wat betekent dit nu eigenlijk?  Beginnen de misverstanden niet al bij dit woord? 

Wat zegt het woordenboek over de term ‘abstract’? Even opgezocht: 

 

Op Woorden.com:
‘Die of dat je niet goed begrijpt’ (Zoals in “Een abstract betoog houden zonder concrete voorbeelden”) 

En op Encyclo.com:
‘Non-figuratief, zonder een herkenbare voorstelling in tegenstelling tot figuratief’. 

En tot slot, de enige echte Van Daele:
‘Losgemaakt van de werkelijkheid (tegenstelling: concreet): vb “abstracte schilderkunst die overeenkomst tussen het kunstwerk en de zichtbare werkelijkheid vermijdt”. 

 

Deze laatste twee definities zijn misschien degene die we verwachten of herkennen in deze context...
Maar de definitie op Woorden.com deed me wel glimlachen ‘Die of dat je niet goed begrijpt’. 

Want is dat niet een veelgehoord commentaar als mensen die niet zo vertrouwd zijn met hedendaagse kunst naar een abstract schilderij kijken: “Ik begrijp het niet”...”Ik snap het niet.”
Vaak is er die behoefte om ‘te begrijpen’, dwz verstandelijk in te zien wat de ‘betekenis’ van het werk is. 

Maar daar kom ik nog op terug. 

 

Veelal wordt dus aangenomen dat abstracte schilderkunst niets met de zichtbare werkelijkheid te maken heeft.
Dat het ‘niets’ voorstelt’. Dat het louter om een spel van vorm en kleur zou gaan, zonder band met de werkelijkheid die ons omringt. Of dat het louter een product van de ‘fantasie’ of ‘verbeelding’ van de schilder zou zijn.
En vaak wordt ook aangenomen dat het op één of andere manier ‘makkelijker’ zou zijn dan figuratief schilderen, dan een herkenbare afbeelding van ‘de werkelijkheid’ te maken. De klassieke boutade is dan: “Dat kunnen mijn kleinkinderen ook!”   Onderliggend idee is dat het maken een schilderij dat ‘niets voorstelt’, ook geen métier, kennis, talent inzicht of vaardigheid zou vereisen. 

Maar kloppen deze veronderstellingen wel? Of gaat het om ‘misverstanden’ die zich verzameld hebben rond deze manier van werken? 

 

Om met de laatste veronderstelling te beginnen: eenieder die zich daadwerkelijk ooit waagde aan een abstracte manier van schilderen (of tekenen), zal kunnen getuigen dat niets minder waar is, en dat het hoegenaamd niet eenvoudig is om een beeld te creëren dat de zichtbare werkelijkheid in min of meerdere mate loslaat. De aanwezige auteurs van deze werken zullen dit, zo meen ik, volmondig kunnen beamen. 

Vaak vraagt het een proces dat maanden, zoniet jaren kan duren. 

 

De werken die hier te zien zijn, zijn het resultaat van een volgehouden zoektocht, van vallen en opstaan, rondtasten in het duister, trial and error, gedurende een lange tijd. Want met het loslaten van een onmiddellijk herkenbare werkelijkheid, laten we ook ons houvast los, onze reddingsboei, onze leidraad van de onmiddellijke waarneming. 

We kunnen ons niet meer zomaar laten leiden door wat we voor ons zien, of dit nu een stilleven, een portret, een landschap of een model is. We moeten daarentegen in onszelf op zoek gaan naar een nieuw houvast: onze intuïtie, ons innerlijk gevoel voor orde en ritme, ons gevoel voor kleurcontrasten en evenwicht. 

We worden dus op onszelf teruggeworpen, en ‘komen onszelf tegen’, zoals dat heet, in meerdere opzichten. En die confrontatie gaat vaak niet zonder slag of stoot. Een mate van onzekerheid en soms zelfs ontreddering en deoriëntatie zijn daarbij onvermijdelijk.

Dit proces van op onszelf teruggeworpen worden in de zoektocht naar het beeld, heeft ook tot gevolg dat de individuele verschillen uitvergroot worden: eenieder heeft zijn of haar handschrift, temperament, interesses.
Dat geldt ook voor ‘figuratieve’ schilderkunst, maar zo mogelijk nog meer zodra het pad van de abstractie bewandeld wordt. Eenieder kan niet anders dan zichzelf zijn in deze zoektocht, en het individuele karakter van deze onderneming weerspiegelt zich ook in de grote variëteit die in deze tentoonstelling zichtbaar wordt. 

Laten we dan eens naar de voorgaande veronderstelling kijken: dat abstracte schilderkunst ‘niets met de zichtbare werkelijkheid te maken zou hebben’.  Ook hier kunnen we, denk ik, stellen dat niets minder waar is.
Veruit de meeste zogenaamd abstracte beelden zijn ontstaan vanuit het waarnemen van de ons omringende werkelijkheid.  Dit geldt voor de meeste grote schilders die doorgaans als ‘abstract’ beschouwd worden. Willem de Kooning, Piet Mondriaan, Rothko, Per Kirkeby, Robert Motherwell, Franz Kline, Raoul De Keyser, ... voor al deze schilders begon het werk vanuit de zichtbare werkelijkheid. 

 

Dit proces is het duidelijkst gedocumenteerd in de bekende reeks schilderijen die Mondriaan maakte met een appelboom als onderwerp.  In deze reeks schilderijen is heel mooi te volgen hoe Mondriaan, misschien wel dé iconische abstracte schilder - die tussen haakjes een lange tijd ‘figuratief’ werkte - het beeld van de appelboom, in de eerste schilderijen nog heel herkenbaar en ‘realistisch’ weergegeven, stap voor stap gaat vereenvoudigen, herleiden tot een soort essentie, tot hij bij de hem kenmerkende ritmes en composities uitkomt. 

Een beeld dat op één of andere manier intrigeerde, een spanning opwekte, ‘inspireerde’, zoals men zegt. Een beeld dat een lading bevatte die de noodzakelijke vonk verschafte om het schilderkunstige proces op gang te brengen. ‘Fantasie’ is hierbij een zeer betrekkelijke term.  Met ‘fantasie’ alleen komen we niet ver. Onze verbeelding is namelijk eerder ontoereikend, vergeleken bij de eindeloze variëteit aan vorm en contrast die in de ons omringende werkelijkheid voorkomen.  Schilders die louter op basis van fantasie tot abstract werk proberen te komen, eindigen vaak bij eerder stereotiepe en weinigzeggende herhalingen van enkele basisvormen: cirkels, vierkanten, een paar diagonale lijnen. Frustratie en ontmoediging zijn dan meestal het eindpunt van deze pogingen.  Blijkbaar is de inhoud van ons bewustzijn op zich niet zo interessant...veel minder interessant dan de eindeloze variëteit aan, kleuren, contrasten, grillige en onvoorspelbare vormen, ritmes, én emotioneel geladen associaties die de werkelijkheid om ons heen oproept. Blijkbaar hebben we de ‘input’ van de wereld om ons heen nodig, om tot betekenis te komen, tot echte spanning, tot echte expressie, in een abstract werk. We moeten op één of andere manier ‘geraakt’ worden door iets in onze omgeving. Iets moet ons dusdanig raken of motiveren, om deze uitdaging echt aan te gaan. En in het uiteindelijke beeld, of beelden, zal in het gunstige geval iéts van deze ‘geraaktheid’, deze emotie, dit inzicht, overblijven...een soort residu van een ontmoeting van ons bewustzijn met de buitenwereld. En deze emotie kan blijven, gestold in het schilderij, ook al is er van het werkelijke uitgangspunt misschien niets meer te zien of te herkennen. 

 

En het proces om van een beeld in onze omgeving, zij het nu op basis van een foto, een voorstudie of een reeks schetsen, tot een ‘abstract’ beeld te komen, is allerminst rechtlijnig of eenvoudig. Het is zelden een één op één operatie, zelden een vlot parcours. Om tot een beklijvend beeld te komen, is het vaak nodig om het resutlaat weer te ‘vernietigen’, te overschilderen, keer op keer te hernemen, tot de gemakkelijkheidsoplossingen weggefilterd zijn, tot de verhoudingen en spanningen juister zitten, tot de spanning voelbaarder is, de resonantie sterker. 

Picasso zei het mooi met een boutade: “een schilderij is de som van de vernietigingen die het ondergaan heeft.”
En blijkbaar is het ook nodig om het toeval een rol te laten spelen in dit proces. Heel vaak stellen we vast dat teveel controle niet leidt tot interessanter werk, integendeel, eerder leidt tot iets wat saai is, voorspelbaar, oppervlakkig.   In veruit de meeste schilderkunst (ook de zogenaamd figuratieve) speelt toeval een belangrijke rol. Het lijkt wel of we het toeval nodig hebben om uit onze eigen verbeeldingsloosheid, onze ‘braafheid’, conditionering, aarzelingen of angst te kunnen breken. Toeval helpt ons om dingen te bewerkstelligen die we niet zouden kunnen bedenken.   Daarom is het proces van schilderen dan ook geen kwestie van simpelweg een ‘idee uitwerken’.  Blijkbaar moet er onderweg iets gebeuren dat onvoorzien is, moeten we van het rechte pad afwijken, veel of alles weer vernietigen, herwerken en op het punt aankomen waar we ’niet weten wat we aan het doen zijn’.
In de meeste vakgebieden misschien niet de gewenste staat van zijn, in het geval van schilderen eigenlijk bijna noodzakelijk. Slechts als we ‘niet weten wat we aan het doen zijn’, kan er écht iets gebeuren. 

En dan is er de kijker die vaak graag wil ‘begrijpen’ wat er gebeurd is, terwijl we niet wisten wat we aan het doen waren.


Interessant probleem, valt er wel iets te ‘begrijpen’ van iets dat ontstaan is op een moment dat we niet wisten wat we aan het doen waren?  Om dus terug te verwijzen naar het citaat van Encyclo.com...is het ook geen misverstand dat er iets te ‘begrijpen’ zou zijn in abstracte schilderkunst (of in eender welke figuratieve vorm van schilderkunst, trouwens). Begrijpen in de zin van: op een verstandelijke, redenerende manier inzien.  Ik maak graag de analogie met muziek, vooral klassieke muziek en jazz. Muziek is bij uitstek abstract. Muziek beeld niets uit. Toch stellen we hier zelden de vraag wat het ‘betekent’... Bij het luisteren naar Chopin of Bach zullen niet veel mensen de opmerking maken dat ze ‘het niet begrijpen’.  Misschien dat ze het niet mooi vinden of liever naar wat anders luisteren, maar niet dat ze het ‘niet begrijpen’.  Blijkbaar geeft muziek ons abstractie zonder de ingebeelde noodzaak om te ‘begrijpen’. We ondergaan eerder, stellen ons open, en ervaren.


En dit is, naar mijn mening, net zo goed mogelijk in het geval van abstracte schilderkunst. Ook de terminologie is trouwens in grote lijnen dezelfde: compositie, toon, ritme, contrast...termen die zowel in muziek als in schilderkunst gemeengoed zijn. Toeval? Of een logisch gevolg dat zowel muziek als schilderkunst gelijkaardige middelen hanteren met gelijkaardige doelen: ons raken in onze kern, niet zozeer in ons verstand of onze rede.

Probeer het vanavond dus eens niet te begrijpen. Ik begrijp het zelf ook niet.   Over abstractie kan veel gezegd worden, ikzelf zou er nog uren kunnen over doorbomen. Maar ik vrees dat dat me nu niet in dank zou worden afgenomen.
Misschien nog dit:
zou het kunnen dat het woord ‘abstract’ niet alleen tot misverstanden leidt, maar op zichzelf al steeds en onvermijdelijk een misverstand inhoudt? 

Bestaat abstracte schilderkunst eigenlijk wel?

Elk schilderij, of het nu abstract is of figuratief, is in essentie een ordening van kleurvlakken en/of lijnen op een (meestal) rechthoekig vlak, zoals Cézanne ons leerde. Geen enkel figuratief schilderij is ‘enkel’ afbeelding, er is steeds een belangrijke mate van interpretatie nodig. En is elke ‘interpretatie’ niet meteen een soort van abstractie? 

Misschien is het onderscheid tussen ‘figuratief’ en ‘abstract’ (termen die ik in deze tekst steeds tussen aanhalingstekens heb gezet, maar dat horen jullie misschien niet)
wel wat irrelevant geworden. Misschien zijn àlle beelden ergens te situeren op een schaal van abstrahering. 

Vragen die nog meer vragen oproepen. 

©  2023 Koen Baelus   

bottom of page